Onderzoek: Dwangarbeid in de haarindustrie Pruiken uit Xinjiang
Gepubliceerd op De Groene Amsterdammer door Eline Huisman en Linda van der Pol 2 december 2020 – verschenen in nr. 49
De wereldwijde handel in mensenhaar is een miljardenindustrie, met China als hofleverancier – ook voor Nederlandse consumenten. In Xinjiang werken duizenden Oeigoerse dwangarbeiders aan de productie van extensions, pruiken en andere haarstukken. Gevangenen moeten hun eigen haar afstaan. ‘Ze maakten ons kaal. Alles was weg.’
‘Wij verzorgen ons haar met zwart sesamzaad en we wassen het met de olie die achterblijft na het maken van polo, een pilavgerecht’, vertelt een Oeigoerse vrouw ons in een anoniem vergaderzaaltje. Onwillekeurig grijpt ze haar eigen lokken vast. Ook in Nederland gebruikt ze nog steeds de natuurlijke producten waarvan haar voorouders duizend jaar terug de verzorgende werking al begrepen. Van oudsher vertelt haardracht in de Oeigoerse cultuur veel over de sociale status van individuen: zo dragen getrouwde vrouwen twee vlechten en ongehuwden een (oneven) veelvoud daarvan.
Het zijn dit soort traditionele gewoonten die de Chinese Communistische Partij sinds 2011 met programma’s als ‘Project Beauty’ probeert uit te wissen. Daartoe worden onder meer ‘modeshows’ georganiseerd in de regio, waar schoonheidsspecialisten vrouwen leren om crème en lippenstift te smeren, symmetrische wenkbrauwen te tekenen, en hun haar te stylen. Hoofddoeken werden verboden, net als het dragen van ‘vreemde kleding’. In Zuid-Xinjiang, waar veel Oeigoeren wonen, kwamen er op deze manier alleen al in 2018 bijna drieduizend beautysalons en achtduizend schoonheidsspecialisten bij.
Volg deze link om het volledige artikel te lezen.